1. Wie onder Gods bescherming leeft
en in zijn schaduw overnacht.
Weet dat hij niets te vrezen heeft
maar veilig is bij dag en nacht.
Hij zegt: “U bent mijn schuilplaats Heer
want U zult voor mij zorgen.
U bent mijn rots, wat wens ik meer
bij U ben ik geborgen”.
2. Als uit een vogelvangersnet
bevrijdt God jou met eigen hand.
Hij is het die je leven redt
wanneer de pest woedt in het land.
Hoe ook jouw wegen mogen gaan,
je leeft in zijn ontferming.
Zijn vleugels dragen jouw bestaan,
zij vormen jouw bescherming.
3. Wanneer je bang bent in de nacht
weet dan dat God je niet verlaat.
Vrees niet de pijl die onverwacht
je op je benen trillen laat.
De pest die rondwaart in het land
zal je geen schrik aanjagen.
Je weet je leven in Gods hand,
de troost voor al je dagen.
4. Al vinden duizenden de dood
rondom je in verbeten strijd.
Al is de dreiging levensgroot
God garandeert jouw veiligheid.
Zie met je open ogen aan
hoe God de wrede vijand
bestraft om wat hij heeft gedaan,
Hij breekt zijn macht, zijn weerstand.
5. U houdt mij vast, U geeft mij moed,
uw zon straalt over mijn bestaan.
Als God je in zijn huis begroet
houdt Hij het kwaad bij je vandaan.
Zijn engelen zijn om je heen,
door God aan jou gegeven.
Zij laten jou echt nooit alleen,
waken over jouw leven.
6. Zij zijn voortdurend in de weer
staan voor je in waar je ook gaat.
Er zijn geen struikelblokken meer
geen steen die je nog vallen laat.
Je loopt, wat je op weg ontmoet
en waar je voor zou vrezen,
leeuw, adder, slang, onder de voet.
Je pad zal veilig wezen.
7. Ik ben met hem die Mij vertrouwt,
mijn woord daar kun je vast op aan.
Ik laat niet los wie op Mij bouwt
dat mag je steeds voor ogen staan.
Ik ben je redder in de nood
mijn hand zal je bevrijden.
Ik maak je aanzien levensgroot
nu en in alle tijden.
8. Wie tot mij bidt om hulp en kracht
die vindt bij Mij een open oor.
Ik antwoord je bij dag en nacht
leg al je moeiten Mij maar voor.
Want je bent kostbaar in mijn oog
dat laat Ik je ervaren,
trek uit de diepten je omhoog,
vermeerder al je jaren.