1. Door alle tijden heen met U verbonden
hebben wij altijd rust in U gevonden.
U toonde zich, dat hebben wij ervaren,
voor elk geslacht een toevlucht in gevaren.
Zo gaan wij dankbaar door de eeuwen heen,
want dit staat vast: U laat ons nooit alleen.
2. Nog voor de aarde en het land bestonden,
de bergen er hun plaats hadden gevonden,
U mens en dier de adem had gegeven,
de hof van Eden om daar in te leven;
U was er, niet gebonden aan de tijd,
U bent bij ons en blijft in eeuwigheid.
3. Hoe ook een mens op aarde wordt geprezen,
zijn einde zal niet meer dan stof nog wezen.
Als gisteren zijn bij U duizend jaren,
uw tijdsbestek, Heer, is niet te verklaren.
Als in de nacht de mens zijn oog ontsluit,
bent U, o God, de tijd al ver vooruit.
4. Wij zijn als gras dat opschiet in de morgen,
dat groeit door licht en warmte zonder zorgen.
Maar dat de avond niet meer zal beleven
omdat er niets van over is gebleven.
Zo zullen ook wij door uw toorn vergaan,
uw woede maakt een eind aan ons bestaan.
5. Voor U, o God, zal niets verborgen wezen,
al wat wij doen staat voor uw oog te lezen.
Gebroken leven wij al onze dagen
die tot het einde als een zucht vervagen.
Hoe nietig en hoe klein is ons bestaan,
U straft ons om wat wij hebben gedaan.
6. Zeventig jaren worden ons gegeven,
of tachtig als wij het mogen beleven.
Moeiten, verdriet hebben wij hier te dragen,
het lijkt alsof wij door de tijden jagen.
Wij worden, stipje in de eeuwigheid
verslonden door de snelheid van de tijd.
7. Wie vreest voor U en is het bang te moede,
wie peilt de diepte van uw grote woede?
Leer ons in wijsheid onze dagen tellen
doordat wij ons vertrouwen op U stellen.
Wij wachten U, Heer, kom ons tegemoet,
ontferm U over ons, uw vlees en bloed.
8. Laat elke dag uw liefde ons omringen
zodat wij weer voor U ons loflied zingen.
Geef ons weer vreugde na de kwade dagen
vol van ellende die wij moesten dragen.
Maak, Heer, uw daden aan uw volk bekend
zodat hun kind’ren weten wie U bent.
9. Wil ons in liefde steeds dicht bij U halen,
laat uw genade in ons leven stralen.
Heer laat, wij willen het eerbiedig vragen,
ons werk het keurmerk van uw zegen dragen.
Wij weten dat U, als wij met U gaan,
voor ons en wat wij doen garant wilt staan.