1. Zie, God spreekt recht over de goden
want zij negeren zijn geboden.
Zij allen die daar voor Hem staan
zegt Hij het komend oordeel aan.
Voor slechte mensen zijn zij aardig,
voor zwakke mensen onrechtvaardig.
Zij trekken zich van God niets aan
op slechte wegen die zij gaan.
2. Neem niet de weerlozen te pakken,
handhaaf de rechten van de zwakken.
Red uit de klauwen vol venijn
de armen en wie weerloos zijn.
Inzicht ontbreekt u, al uw daden
zullen alleen maar mensen schaden.
Bevrijd wie rechteloos verdrukt
zwaar onder zorgen gaat gebukt.
3. Eens noemde Ik u godenzonen
om wat u waard was Mij te tonen.
Maar eenmaal breng Ik u ten val
in ’t uur waarop u sterven zal.
God, neem het recht in eigen handen.
Spreek duidelijk in alle landen
voor al wie U, Heer, toebehoort
uw zuiver en verlossend woord.