1. Zing voor God, de Heer,
– uit het hart geboren-
Jakobs God ter eer,
al je vreugde uit
bij de harp en luit.
Laat het ieder horen.
2. Blaas de ramshoorn aan,
vier feest voor de Here.
Zing bij volle maan,
sla de tamboerijn.
Laat het alles zijn:
hulde, God ter ere.
3. Dit is Gods bevel,
Jozef al gegeven:
vier dit Israël,
hoe Ik door mijn hand
uit Egypteland
kleur gaf aan je leven.
4. Hoor de woorden aan
die Ik heb gesproken:
Ik heb je spontaan
van je last bevrijd,
’s vijands haat en nijd
eens voorgoed gebroken.
5. Ik gaf je mijn woord
uit de donderslagen.
Heb je het gehoord?
Kom Mij niet te na
als bij Meriba,
door Mij uit te dagen.
6. Luister goed naar Mij
volk door Mij verkoren.
Je afgoderij
is er niet meer bij.
Weet wel dat je Mij
steeds moet toebehoren.
7. Volk, Ik houd van jou,
alles wil Ik geven.
Maar jij bent ontrouw,
zoekt een and’re god,
deelt met hem jouw lot,
maar dat is geen leven.
8. Doe dat dan ook maar,
ga je eigen wegen.
Ik ben met je klaar,
koppig als je bent.
Wie Mij niet erkent,
mist voorgoed mijn zegen.
9. Ach, wou Israël
toch naar Mij weer horen.
Ik zou het dan snel,
in zijn angst en pijn
tot een redder zijn
en weer hoop doen gloren.
10. Ik, Ik ben de Heer,
zij die jou benauwen
vallen voor je neer.
Wie mijn goede naam
zonder vrees of blaam
kwetst, zal het berouwen.
11. Maar jij, volk van Mij,
jou zal Ik verhoren.
Blijf maar dicht bij Mij,
dan maak Ik het goed.
Eet in overvloed,
wilde honing, koren.