1. God, ik verlang zo sterk naar U,
ik zoek U, geef een levensteken.
Ik smacht naar U in dorre streken,
in dorstig land, waar bent U nu?
Uw tempel is mij bijgebleven,
uw grote macht, uw majesteit.
Uw heilig huis, uw heerlijkheid
waar ik de rust vond voor mijn leven.
2. Mijn mond zingt blij uw lof o Heer,
voor alles wat U mij wilt geven.
Uw liefde overstraalt mijn leven,
daalt als een zegen op mij neer.
Mijn leven lang wil ik U prijzen,
ik roep uw naam, U maakt het goed.
U deelt mij van uw overvloed,
ik wil U eeuwig eer bewijzen.
3. Voordat ik ’s avonds slapen ga
denk ik aan U, U houdt mij bezig.
U bent mij wonderlijk aanwezig,
ik weet dat ik in U besta.
U heeft mij altijd hulp gegeven,
uw vleugels dekten mijn bestaan.
Ik juich U toe, ik klem mij aan
U vast, uw hand omvat mijn leven.
4. Die uit zijn op mijn ondergang,
geef hen ten prooi aan wilde dieren.
Voorkom dat zij mijn dood gaan vieren,
hun dreigend zwaard maakt mij zo bang.
De waarheid overwint de leugen,
God brengt wie liegt, bedriegt, ten val.
Maar wie een eed van trouw zweert zal
zich met de vorst in God verheugen.