1. Uw woede, Heer, slaat ons uiteen,
er is geen helper om ons heen.
Wij zijn verstoten, goede God,
wees met ons, keer ons droevig lot.
De hele aarde beeft en treurt,
splijt zich en wordt uiteen gescheurd.
Uw beker vol van bitter lijden
dronken wij leeg in zware tijden.
2. Geef, Heer, een teken van omhoog,
red in de strijd, van pijl en boog.
Verhoor ons bidden, trouwe Heer,
bevrijd uw volk als altijd weer.
Reik uw geliefde volk de hand,
dan heerst er vrede in het land.
Dan zal na zoveel nederlagen
geen vijand nog de aanval wagen.
3. God sprak vanuit zijn heiligdom:
“Ik juich wanneer Ik tot u kom.
Verdelen zal Ik Sichems land,
Sukkot begrenzen door mijn hand.
Manasse, Gilead, zij zijn
het onderdeel van mijn domein.
Juda en Efraïm, zij beiden
zijn bondgenoten aan mijn zijde.
4. Op Edoms nek zet ik mijn voet,
Moab verneder Ik voorgoed.
Zelfs uit het Filistijns gebied
klinkt voor mijn naam het hoogste lied.
Wie gaat met wapentuig op pad
naar Edoms zwaar versterkte stad?”
Wij die voor U niet meer bestonden
hebben U in de strijd hervonden.
5. Heer, sta ons bij in onze strijd
want mensenhulp is ijdelheid.
Hoe zouden wij nog ooit bestaan
als U ons niet was voorgegaan.
Vertrap de vijand door uw kracht
en toon uw grote overmacht.
Alleen met U zal het gelukken,
diep zal de vijand moeten bukken.