1. O, God, verlos mij door uw kracht,
hoor en verhoor toch mijn gebeden.
Ik bid tot U niet zonder reden,
omdat ik hulp van u verwacht.
Want vreemden vallen op mij aan,
zij die moedwillig U vergeten.
Geweldenaars zonder geweten,
die mij steeds naar het leven staan.
2. Maar, Heer, u bent mijn hulp in nood,
U draagt mijn leven door de dagen.
U wilt mij op uw handen dragen
en mij bewaren voor de dood.
Met U, Heer, kan ik veilig gaan,
laat al hun kwaad hen zelf verteren,
hun plannen tegen hen zich keren,
hen met de mond vol tanden staan.
3. Nu breng ik offers tot uw eer,
niets gaat uw grote naam te boven.
Uw goede naam, Heer, zal ik loven,
ik ben niet bang voor iemand meer.