1. Gelukkig wie oog voor de armen heeft,
bewogen met hun lot.
In kwade dagen die hij zelf beleeft
redt hem de Here God.
Daarom prijst elk hem in het hele land,
God is steeds om hem heen.
Ziek of gezond, hij is in Vaders hand,
Hij laat hem niet alleen.

2. Wees mij genadig en genees mij, Heer,
U die mijn zonde kent.
Mijn vijanden gaan tegen mij tekeer,
hun haat is ongekend.
Want zij verheugen zich al in mijn dood
maar spreken mooie taal.
Maar buiten staande geven zij zich bloot,
huichelen allemaal.

3. Van mij bedriegen worden zij niet moe,
zij zitten aan mijn bed
en fluisteren elkaar de woorden toe:
“Mooi dat hij het niet redt”.
Mijn beste vriend die doet zelfs met hen mee,
die aan mijn tafel at,
luistert naar hen en gaat met hen in zee,
heeft het met mij gehad.

4. Wees mij genadig en genees mij weer
want ben ik niet meer ziek,
dan eenmaal, U bent mijn getuige, Heer,
dien ik hen van repliek.
Heer, laat hen met de mond vol tanden staan,
ik ben onschuldig God.
Wijs mij dicht bij U zelf een woonplaats aan
ver van hun wrede spot.

5. Lof God, U bent op heel ons levenspad
de gids voor groot en klein.
Van eeuwigheid tot eeuwigheid, zie dat
zal waar en zeker zijn.


Geef een reactie

Je email adres wordt niet gepubliceerd. Required fields are marked *

Plaats reactie