1. Heer, het is mij bang te moede,
laat uw woede
niet ontbranden, straf mij niet.
Pijlen voel ik mij doorboren,
wil mij horen
als mijn oog geen licht meer ziet.

2. Heel mijn lichaam is geschonden,
door mijn zonden,
Heer, uw boosheid is zo groot.
U heeft mij wel zwaar geslagen,
hoor mijn klagen,
ik verkeer in diepe nood.

3. Door mijn dwaasheid voortgedreven
is mijn leven,
de ontbinding haast nabij.
In het somber zwart getogen,
diep gebogen,
gaan dag in dag uit voorbij.

4. Heer, de koorts verteert mijn leden
en met reden
lijd ik zwaar onder uw straf.
Heer, mijn kracht heeft mij begeven,
red mijn leven
want ik leg het bijna af.

5. Voor U zijn mijn moeiten, zorgen,
niet verborgen,
God, mijn hart gaat zo te keer.
Alle glans is uit mijn ogen,
het vermogen
iets te doen lukt mij niet meer.

6. In mijn nood en mijn ellende,
zijn bekenden
en familie er niet meer.
Vijanden zetten hun vallen
en zij allen
spreken leugens keer op keer.

7. Maar ik doe alsof ik doof ben,
ik wil met hen
echt niet in discussie gaan.
Reageer niet op hun woorden
die ik hoorde,
wat ik zeg komt toch niet aan.

8. Heer, mijn hoop, mijn vast vertrouwen,
laat mij bouwen
op uw woord dat leven geeft.
Al hun spot moet ik verdragen
al mijn dagen
als mijn voet geen vastheid heeft.

9. Ik ben bijna opgegeven,
Heer, mijn leven
wordt gekweld door angst en pijn.
Wil de zonden mij vergeven,
laat mijn leven
weer een parel voor U zijn.

10. Zie mijn vijand in de aanval,
groot in aantal,
sterk, vervuld van blinde haat.
Die van U niet willen horen
gaan verloren,
zij vergelden goed met kwaad.

11. Wees mijn helper op mijn wegen,
geef uw zegen,
blijf niet ver bij mij vandaan.
Red mij, Heer, laten uw armen
mij verwarmen,
dan kan ik het leven aan.


Geef een reactie

Je email adres wordt niet gepubliceerd. Required fields are marked *

Plaats reactie