1. Alleen U kunt mij redding geven,
laat mij, Heer, niet alleen.
Naast U rest mij niet één.
Mijn rots, mijn toevlucht in mijn leven,
verlos mij uit mijn lijden,
mijn God, wil mij bevrijden.
2. Heer, wees een gids op al mijn wegen,
leid mij waar ik ook ga,
kom uw belofte na.
Ik kom mijn vijand steeds weer tegen,
hij spant voor mij zijn netten
om mij een hak te zetten.
3. Ik leg mijn leven in uw handen
want U bepaalt mijn lot,
mijn Heer, mijn trouwe God.
Wie vreemde goden in hun landen
vereren, zal ik haten,
maar U, Heer, nooit verlaten.
4. Ik juich voor U, ik wil U prijzen
die mijn ellende ziet,
Heer, U vergeet mij niet.
U wilt mij steeds uw trouw bewijzen,
U bent te allen tijde
een helper aan mijn zijde.
5. Wanneer ik weer eens erg moet huilen
door moeite en verdriet;
mijn God, verlaat mij niet.
Laat mij maar heel dicht bij U schuilen,
door schuld zal ik bezwijken
als U van mij zult wijken.
6. Geen vriend of buur is mij gebleven,
er gaat geen dag voorbij
of zij bespotten mij.
Zij willen mij geen aandacht geven,
zij zijn voor mij onaardig,
ik ben hun blik onwaardig.
7. Ik ben een dode, haast vergeten,
een wegwerponderdeel,
voor iedereen teveel.
En achterbaks, zonder geweten,
fluist’ren zij slechte woorden
om mij straks te vermoorden.
8. Maar ik, ik zal op U vertrouwen,
mijn God, wees mij nabij,
verlos mij, maak mij vrij
van hen die mij steeds weer benauwen.
Wil mij op handen dragen,
laat niet hun plannen slagen.
9. Laat, Heer, uw licht over mij schijnen
maar pak de bozen aan,
laat hen te schande staan.
Laten zo in het niet verdwijnen
die zondermeer niet deugen,
maar leven voor de leugen.
10. Doe zo met wie in hoogmoed leven,
laat hen toch zwijgen, Heer,
die steeds weer keer op keer
vromen de schuld van alles geven.
Zij leven in hun zonden,
Heer, stop hun grote monden.
11. Gelukkig wie U kennen mogen,
wie schuilen in uw tent,
wie U een helper bent.
De wereld ziet met eigen ogen
dat U wie voor U leven
meer dan genoeg wilt geven.
12. Geen kwaad zal hen nog overkomen,
U biedt hen veiligheid
tegen vijandigheid.
U heeft het voor hen opgenomen,
tegen wie onrust zaaien,
hun woorden steeds verdraaien.
13. Goddank, U wilt mijn tranen drogen
want U maakt mij zo blij,
U bent zo goed voor mij.
Ik leek verbannen uit uw ogen
maar U heeft in mijn leven
mij uitzicht weer gegeven.
14. Geef God je liefde en vertrouwen,
Hij maakt je vast ter been
door alle tijden heen.
Hij haat wie zich als god beschouwen
maar wie zich aan Hem geven
is veilig voor het leven.