1. Luister, mijn Heer, ik vraag om recht,
ik bid om antwoord op mijn smeken.
Ik ben niet van uw dienst geweken,
wat is het woord dat U mij zegt?
Want uit mijn mond komt er geen leugen,
mijn hart ligt open voor uw oog.
Heer, door uw oordeel van omhoog
zal blijken of mijn daden deugen.
2. Bezoekt U mij zelfs in de nacht,
doorzoekt en peilt U mijn gedachten,
ik weet, Heer, wat ik kan verwachten;
geen kwaad wordt aan het licht gebracht.
Hoe ook de mensen mogen leven
ik houd mij altijd aan uw woord.
Ik ga geen weg van roof en moord
die zal mij nooit voldoening geven.
3. Mijn voeten volgen steeds uw spoor,
met vaste gang zal ik het lopen.
Ik roep tot U, blijf op U hopen,
geef antwoord Heer, open uw oor.
Uw trouw toont U in de geslachten,
wie bij U schuilen in hun nood
die redt U van een wisse dood.
De vijand staat nog wat te wachten.
4. Bewaar mij, U die van mij houdt,
soms is het leven om te huilen.
Onder uw vleugels mag ik schuilen
wanneer de vijand mij benauwt.
Hoogmoedig klinken al zijn woorden,
hij is bezeten van het kwaad.
Hij hoopt dat hij mij metterdaad
zal vangen om mij te vermoorden.
5. Zoals een leeuw, Heer, in zijn kracht
zijn prooi vindt om haar te verslinden.
Zo tracht de vijand mij te vinden
en opent hij op mij de jacht.
Sta op, Heer, laat zijn plan niet lukken
maar sla hem met zijn grote mond
in één klap, Heer, tegen de grond.
Wie U weerstaat zal eenmaal bukken.
6. Heer, zie die mannen van de dood
die hier alleen voor zich maar leven
en nooit om anderen iets geven.
Geef elke dag uw straf als brood
dat ook hun nageslacht moet eten.
Wie God verlaat, Hem niet erkent
die leeft hier slechts voor het moment.
Dat laat God duidelijk ons weten.
7. Wie met U, Heer, uw wegen gaan
geeft U een goede tijd van leven.
U heeft oneindig veel te geven,
daar komt zowaar geen einde aan.
U doet mij recht, wilt voor mij zorgen,
ik mag met U te ruste gaan.
Als ik dan, Heer, weer op mag staan
verrast uw beeld mij elke morgen.