1. Van jongs af aan hebben zij mij gekweld,
heb ik hun haat en woede moeten dragen.
Maar ondanks hun barbaars en woest geweld
bezweek ik niet onder hun felle slagen.

2. Mijn rug kleurde van al hun ploegen rood
als op het land trokken zij diepe sporen.
Maar God was bij mij in mijn diepste nood
want Hij greep in en hielp mij als tevoren.

3. Zij zijn als gras dat op de daken groeit
dat net ontkiemd het leven al zal laten,
totaal verdord, zodat het nooit meer bloeit.
Zo zal het hen vergaan die Sion haten.

4. Geen maaier slaat verheugd de sikkel meer
en wie voorbij gaat spreekt niet van Gods zegen.
Maar wij wensen de zegen van de Heer
u toe, voor elke dag, op al uw wegen.


Geef een reactie

Je email adres wordt niet gepubliceerd. Required fields are marked *

Plaats reactie