1. Toen onze God tot Sion kwam,
het heft in eigen handen nam,
toen leek het ons een vergezicht,
een toekomst in verrassend licht.
Wij konden ons niet meer bedwingen
ons blijde lied voor God te zingen.
Wij lachten om ons groot geluk
want onze dag kon niet meer stuk.

2. De heidenen hieven zelfs aan:
de Heer heeft hen iets groots gedaan.
Ja, God is goed voor ons geweest
en daarom vieren wij nu feest.
Heer, laat de wereld het maar weten
dat U ons nooit meer zult vergeten.
U geeft ons leven door uw hand
als water in het dorre land.

3. Wie hier nu nog met tranen zaait
zal eenmaal juichen als hij maait.
Hij gaat op weg, maar ach, hij ziet
de zin van al zijn arbeid niet.
Maar eenmaal wordt de aarde wakker,
de oogst rijpt goudgeel op de akker.
En juichend draagt hij in zijn hand
de volle schoven van het land.


Geef een reactie

Je email adres wordt niet gepubliceerd. Required fields are marked *

Plaats reactie