1. Zoals de Sionsberg verheven,
onwankelbaar daar staat,
zo is wie met God gaat.
Wie Hem vertrouwt, met Hem wil leven
zal als de Godsstad veilig wezen,
heeft niets te vrezen.
2. Geen kwaad zal hem nog schrik aanjagen.
Het onrecht houdt geen stand,
in vrede rust het land.
Het recht van God zal vruchten dragen,
het vergezelt hem op zijn wegen,
onder zijn zegen.
3. God is met wie zijn beeldmerk dragen.
Al zijn zij vlees en bloed,
wie goed doet, goed ontmoet.
God kent hun zorgen en hun vragen
en met het oog op Hem geslagen,
gaan zij hun dagen.
4. Zo niet wie tegen God zich keren,
maar op een dwaalweg gaan,
die stuurt Hij uit de laan.
Maar wie zijn heil zoekt bij de Here,
zal Hij, als Israël, een leven
in vrede geven.