1. Prijs hen gelukkig die Gods wegen gaan
en leven naar de wet door Hem gegeven.
Gelukkig wie zijn goede woord verstaan
dat rotsvast in hun harten staat geschreven.
Zij blijven van het kwade ver vandaan,
zijn wil te doen, dat is hun lust en leven.

2. U houdt ons liefdevol uw regels voor
tot ons behoud, een zegen voor ons leven.
Laat mij toch lopen op het goede spoor
en daar mijn diepe vreugde aan beleven.
Ik breng met blijdschap al mijn dagen door,
dankbaar voor uw geboden mij gegeven.

3. U leert mij hoe ik met U om mag gaan,
daarom wil ik uw naam van harte prijzen.
Ik zeg U toe dat ik nu en voortaan
trouw en gehoorzaamheid U zal bewijzen.
Verlaat mij niet, zie mij in liefde aan
dan zal mijn danklied naar de hemel rijzen.

4. Hoe zal, wie jong is, in Gods wegen gaan,
hoe zal hij leren om voor Hem te leven?
Alleen als hij zijn hart, heel zijn bestaan,
in overgave aan zijn God wil geven.
Ik zoek U, Heer, wees met mijn lot begaan,
zo niet; ik ben ten dode opgeschreven.

5. Heer, de beloften die U heeft gedaan
zal ik geborgen in mijn hart bewaren.
De zonden zal ik in uw kracht weerstaan,
laat mij uw vrede in mijn hart ervaren.
Wijs door uw wet de weg die ik zal gaan,
dan prijs ik U in al mijn levensjaren.

6. Ik zal vertellen wat U heeft gezegd,
het goede nieuws dat mij is bijgebleven.
U heeft uw woorden in mijn hart gelegd
en daarmee meer dan geld en goed gegeven.
In uw geboden komt U tot uw recht,
zij zijn de diepe vreugde van mijn leven.


7. Onder uw zegen zal ik veilig gaan
dan zal ik daar altijd mijn kracht uit halen.
Haal zelf de sluier van mijn oog vandaan
zodat ik wonderlijk uw wet zie stralen.
Al ben ik vreemdeling in mijn bestaan
laat wat U van mij vraagt mijn weg bepalen.

8. Van heimwee kwijn ik weg, Heer, dag en nacht,
ik wil wat U mij voorschrijft steeds weer horen.
Hem die hoogmoedig uw gebod veracht,
die u vervloekt en U heeft afgezworen,
moet weten dat uw strenge straf hem wacht.
Als hij zich niet bekeert gaat hij verloren.

9. Omdat ik op uw goede weg wil gaan
word ik bespot door wie uw dienst verachten.
Met U ben ik niet uit het veld te slaan,
U redt mij uit de hand van kwade machten.
Uw levenslessen neem ik dankbaar aan,
zij zijn de raadgevers van mijn gedachten.

10. Mijn lieve God, ik zie geen toekomst meer,
geef mij naar uw belofte licht en leven.
Ik leg mijn doen en laten voor U neer,
wees dicht bij mij en wil mij antwoord geven.
Leg als een wonder in mijn hart o Heer
uw woord dat U voor mij heeft opgeschreven.

11. Nog huilt mijn ziel, ontroostbaar in verdriet
maar U geeft moed, leidt mij op rechte wegen.
Die zijn betrouwbaar, daar verdwaal ik niet.
Ik groei en bloei onder uw gouden regen.
U die mijn hele leven overziet,
open mijn hart voor U, mij tot een zegen.

12. Uw woord en wet neem ik gehoorzaam aan,
ik koester ze, laat mij er wel bij varen.
U geeft mij ruimte waar mijn voeten gaan,
U blijft bij mij, uw hand zal mij bewaren.
Mijn weg zal gaan daar waar uw bakens staan
want zo alleen zult U mijn leven sparen.


13. Geef mij een hart dat U is toegewijd,
verstand en inzicht om voor U te leven.
U bent mij, Heer, mijn ziel en zaligheid,
veel meer dan geld en goed mij kunnen geven.
U heeft voor nu en tot in eeuwigheid
uw naam voor altijd in mijn hart geschreven.

14. Bewaar mij, trouwe God, voor schone schijn,
een leven dat niet waard is om te leven.
Laat mij alleen door U gelukkig zijn
naar uw belofte die U heeft gegeven.
U drenkt mij uit de levende fontein,
U, God, die altijd mij bent trouw gebleven.

15. Weer van mij, Heer, die slechte wegen gaan,
hun boze spot zou mij van angst doen beven.
Leer mij wat voor uw ogen kan bestaan,
uw regels die het brood zijn voor mijn leven.
Wees met mij God, geef mij uw woorden aan
zodat ik weerwoord aan wie spot kan geven.

16. Laat waarheid mij altijd voor ogen staan
want daardoor wordt de hoop op U geboren.
Houd list en leugen ver bij mij vandaan
en zegen mij als ik uw woord zal horen.
Uw weg zal ik met grote blijdschap gaan,
uw wet klinkt als muziek mij in de oren.

17. Heer, laat mij met U lopen op de weg
van uw geboden, want wie biddend zoeken
geeft U ruim baan op heel hun levensweg.
Met U op stap is er veel winst te boeken.
Zoveel dat ik het koningen zelfs zeg,
ik doe voor hen uw waarheid uit de doeken.

18. U heeft uw woorden in mijn hart gelegd,
U komt mij daarin met uw liefde tegen.
Hoe goed is alles wat U tot mij zegt,
uw vaderhand wijst mij de goede wegen.
Mijn God, wat ben ik aan uw wet gehecht,
ik leef in dankbaarheid onder uw zegen.


19. Denk aan het woord dat U gesproken heeft,
waardoor U troost en hoop mij heeft gegeven.
Aan de belofte die U aan mij geeft
klamp ik mij vast in mijn ellendig leven.
Hoewel de lach van dwazen mij omgeeft
ben ik, door U, trouw aan uw woord gebleven.

20. De zondaars, Heer, het gaat door merg en been,
zij denken zonder U te kunnen leven.
Ik denk weleens, wat gaat er door hen heen
dat zij zo ver van U zijn weggedreven.
Ik zing mijn lied, zing het voor iedereen:
Gods wet is boven alle lof verheven.

21. Zelfs in de stille uren van de nacht
prijs ik uw naam die zoeter is dan honing.
Ik wil U, zoals U van mij verwacht,
mijn leven wijden, U, mijn grote koning.
Heer, vul mijn leven met uw levenskracht,
maak mijn verlangend hart U tot een woning.

22. U bent mijn één en al in mijn bestaan,
ik heb beloofd mij aan uw dienst te wijden.
Uw wegen in gehoorzaamheid te gaan,
slechts in uw kracht kan ik het kwaad bestrijden.
Wil, zoals U altijd al heeft gedaan,
mijn leven in uw goede banen leiden.

23. Ik ga uw weg, rustig en weldoordacht
en volg de route die U heeft beschreven.
Zondaars die kwaad voor mij hadden bedacht
heeft U genadig van mijn pad verdreven.
Daarom zing ik voor U zelfs in de nacht
en loof U om uw woord aan mij gegeven.

24. Met wie U liefheeft voel ik mij verwant,
met hen die voor en met U willen leven.
Uw trouw is zichtbaar in het hele land,
uw vaandel, Heer, staat hemelhoog geheven.
Ook ik mag leven door uw goede hand,
onder het levend woord van U gekregen.


25. Wat U beloofd heeft komt U altijd na,
ik leef met U in diep en vast vertrouwen.
Geef inzicht zodat ik verwonderd sta
als ik op uw beloften voort mag bouwen.
Ik zal op al de wegen die ik ga
mijn ogen sluiten en mijn handen vouwen.

26. Heer, U bent goed, U bent het levenslicht
voor allen die zich één met U verklaren.
Maar scherpe pijlen zijn op mij gericht
door hen die aan uw zijde zich niet scharen.
Zij liegen, kijk maar naar hun sluw gezicht,
wil mij hun wrede plannen, Heer, besparen.

27. Hoe goed was het om soms verdrukt te zijn,
Gods goede woorden gingen tot mij spreken.
Zij werkten als een kostbaar medicijn
om alle hoogmoed in mij af te breken.
Een schat zullen Gods woord en wet mij zijn,
meer dan bij goud en zilver vergeleken.

28. Mijn trouwe God, ik wil U nooit meer kwijt,
U vormde mij, heeft inzicht mij gegeven.
Ik leef door U, o God van eeuwigheid,
uw goede wet geeft richting aan mijn leven.
U bent de hoop van wie uw naam belijdt,
van wie de naam staat in uw boek geschreven.

29. Zelfs in vernedering en diepe pijn
komt U mij met uw goede woorden tegen.
Ik mag getroost in heel mijn leven zijn,
U bent mijn kracht, ik leef onder uw zegen.
Naar uw belofte bent U altijd mijn
vertrouwde gids en hulp op al mijn wegen.

30. De hoogmoed straalt, Heer, van het trots gezicht
van hen die steeds maar weer onwaarheid spreken.
Zie hoeveel kwaad zij hebben aangericht,
zij willen met hun woord mijn weerstand breken.
Maar laat mij door uw wet, mijn levenslicht,
hopen op U, hen tot een zichtbaar teken.


31. Ik ben een vriend van wie uw naam belijdt,
U bent de vaste rots van ons vertrouwen.
Het fundament van onze zekerheid,
dat wij voor eeuwig op U kunnen bouwen.
Zo bid ik dat U troost en mij bevrijdt,
mijn leven redt van hen die mij benauwen.

32. Mijn leven, Heer, hangt aan een zijden draad
maar in uw hand mag ik mijn leven weten.
Ik vrees dat ik heel snel het leven laat,
zij haten U, zijn fel op mij gebeten.
Ik troost mij met wat mij voor ogen staat,
uw woord, uw wet, ik zal ze niet vergeten.

33. Al loeren zij voortdurend op mijn dood,
U zult mij veilig in uw hand bewaren.
Hun haat, hun hoogmoed, Heer, zijn levensgroot,
maar U bent bij mij, redt mij uit gevaren.
Uw woord geeft uitzicht op het morgenrood,
U zult mijn nevel zeker op doen klaren.

34. Uw goede woord staat vast in eeuwigheid,
de aarde is tot woonplaats ons gegeven.
U heeft Uzelf bewezen voor altijd
aan elk geslacht dat U is trouw gebleven.
Uw macht, uw woord, uw grote majesteit
heeft U op heel de aarde uitgeschreven.

35. Hemel en aarde bracht U eens tot stand,
zij zullen blijven tot het eind der dagen.
U zet mijn ziel en zinnen naar uw hand
als ik voortdurend naar uw wil zal vragen.
Dan steekt U zelf mijn hart voor U in brand,
U zult mij elke dag op handen dragen.

36. Mijn leven is voorgoed aan U gewijd,
ik heb mijn hart aan U, mijn God, verloren.
De zondaars willen in hun haat en nijd
mijn leven met hun scherpe pijl doorboren.
Maar ik weet Heer, dat U mij wel bevrijdt,
dat hij vergaat die niet naar U wil horen.


37. Aan alles komt een eind, alles vergaat
maar uw gebod gaat over alle grenzen.
Uw goede woord dat boven alles staat
zal tot een zegen zijn voor alle mensen.
Het leert ons wijsheid die ons leven laat,
ik heb het lief, wat heb ik meer te wensen?

38. Zoeter dan honing is uw heerlijk woord,
het geeft mij inzicht, wijst mij juiste wegen.
Wie op het pad van zondaars loopt ontspoort
en mist de warmte van Gods rijke zegen.
Maar wie gehoorzaam naar Gods woorden hoort
loopt met Hem veilig, zelfs bij storm en regen.

39. Ik zal vermijden ieder pad dat slecht
en onbegaanbaar is te allen tijde.
Uw weg dat is uw woord waaraan ik hecht,
ik loop gerust, niets zal mij van U scheiden.
Ik heb mijn leven voor U neergelegd,
Heer wees mijn gids, blijf altijd aan mijn zijde.

40. Uw woord straalt als de zon die helder schijnt,
bij zoveel licht zal ik niet gauw verdwalen.
Ik ga mijn gang, wat donker is verdwijnt,
mijn pad is licht, ik mag mijn hart ophalen.
Waar ik ook ga, Hij houdt mij overeind,
mijn woord van trouw zal ik mijn God betalen.

41. Ik ben in grote nood, ik roep U aan,
de bozen willen mij hun strikken zetten.
De kwaden die mij naar het leven staan
spannen voor mij hun dodelijke netten.
Maar ik beloof mijn oog op U te slaan,
geen mens zal mij dat door uw kracht beletten.

42. Ik loof U, Heer, in opgetogenheid,
U heeft mij zoveel in uw wet gegeven.
Mijn hele leven is aan u gewijd,
U bent de God die leeft en die laat leven.
Mijn hart en ziel zijn tot uw dienst bereid,
ik heb U lief, ik ben met U verweven.


43. Mijn diepe vreugde is in U alleen,
ik haat hen die van U niet willen leren.
Met hun praktijken heb ik niets gemeen,
hun doel is slechts zich van U af te keren.
Wees als een schild beschermend om mij heen,
de boze vlucht, geen kwaad zal mij nog deren.

44. Uw woord en wet geven mij levenskracht,
ik zal er heel mijn leven trouw aan blijven.
Wie leven in hun diep donkere nacht
en wie uw levend woord niet onderschrijven,
wie steeds op list en leugen zijn bedacht
zult U met sterke hand van U verdrijven.

45. Met heel uw hart veroordeelt U het kwaad
dat wordt gedaan door wie uw naam verachten.
Ik huiver bij wat mij voor ogen staat,
die angst bezorgt mij slapeloze nachten.
Ik heb U lief; wie in uw wegen gaat
mag altijd zegen op zijn weg verwachten.

46. U weet, Heer, wat ik doe en heb gedaan,
geef mij niet over aan wie mij verdrukken.
Als U mij vasthoudt zal ik veilig gaan,
hun boze plannen zullen dan mislukken.
De schandvlekken zullen te schande staan,
de wrange vruchten van hun daden plukken.

47. U heeft uw woorden in mijn hart gelegd,
daardoor verlang ik steeds met U te leven.
Toon mij uw trouw, genade en uw recht,
geef inzicht in uw woord aan mij gegeven.
Laat mij begrijpen wat U tot mij zegt,
laat dag aan dag uw woord in mij herleven.

48. Grijp in mijn God, het is de hoogste tijd,
op heel de aarde wordt uw wet geschonden.
Maar ik wil U, mijn trouwe God, nooit kwijt,
ik mijd het pad dat vol is van de zonde.
Ik heb, al wat er blinkt en glanst ten spijt,
mijn rust geheel en al in U gevonden.


49. Al wat U zegt, wat vast en zeker is
ervaar ik als een wonder in mijn leven.
Uw open woord zal al wat donker is
verdrijven, want uw licht zal ons omgeven.
Wij delen in uw groot geheimenis
dat U in woord en daad heeft uitgeschreven.

50. Zoals een hert naar helder water smacht
zo hunkert heel mijn hart naar uw bevelen.
Geef antwoord, Heer, ik luister dag en nacht,
ik wil zo graag in uw genade delen.
Dan zal ik vrolijk leven door uw kracht,
dankbaar voor U op harp en citer spelen.

51. Als U mij voorgaat, Heer, verdwaal ik niet,
laten wie kwaad doen mij niet onderdrukken.
Bestraal mij met uw licht, zie mijn verdriet,
de bozen willen zich voor U niet bukken.
Laat mij maar leven naar wat U gebiedt,
maar laat hun plannen grandioos mislukken.

52. Rechtvaardig bent U in uw wijs beleid,
van jongs af aan heb ik dat mogen weten.
Ik sta voor U in brand, uw majesteit
hemel ik op als dwazen U vergeten.
U toont uw liefde en betrouwbaarheid,
geen mens zal ooit zich met U kunnen meten.

53. Al wat U goed en nodig voor mij vindt
heeft U voor altijd voor mij opgeschreven.
Wie het met U wil wagen, Heer, die wint,
U bent de weg, de waarheid en het leven.
Hoe klein, verachtelijk een mensenkind
mag zijn; U wilt hem al uw liefde geven.


54. Al ben ik bang en lig ik onder vuur,
uw levend woord, uw wet, zal voor mij stralen.
Ik weet: met U spring ik over een muur,
daar zal ik al mijn moed en kracht uit halen.
Want zonder u heb ik noch rust, noch duur,
alleen door U kan ik vrij ademhalen.


55. Ik roep U aan, ik ben in grote nood,
ik ben in alles U toch trouw gebleven?
Geef antwoord, want mijn angst is levensgroot,
ik leef voor U, wil mij dan uitkomst geven.
Uw wet, Heer, is mijn water en mijn brood,
U geeft mij die als teerkost voor mijn leven.

56. Lang voor het stil ontwakend morgenlicht
denk ik aan U in lange zwarte nachten.
Ik roep om hulp, ik zoek uw aangezicht
en bid of U mijn lijden wilt verzachten.
Omring mij met uw liefde en blijf dicht
bij mij, bescherm mij tegen kwade machten.

57. De sluwe achtervolgers zoeken mij,
zij die om U en uw gebod niet geven.
Zij zijn in aantocht, komen dichterbij,
beramen zelfs een aanslag op mijn leven.
Ik bouw op U, ik ben niet vogelvrij,
U bent mij heel mijn leven trouw gebleven.

58. Ik grijp verrast uw uitgestoken hand,
alleen daarin is mijn houvast gelegen.
Wie in de zonde leeft die houdt geen stand,
U redt alleen wie wandelt in uw wegen.
O God, verlos mij, help mij uit de brand
dan bloei ik op onder uw rijke zegen.

59. U bent de rots waarop ik bouwen mag
dat heeft U in uw woord mij willen leren.
Met weerzin zie ik, Heer, hoe dag aan dag
afvalligen zich steeds tegen U keren.
In strijd met heel uw wet is het gedrag
van hen die al maar door uw naam onteren,

60. Uw wet is als een licht dat helder straalt,
dat heel mijn leven voor U op laat bloeien.
Het licht, dat levenslang mijn gang bepaalt,
laat, door uw trouw, mij in uw waarheid groeien.
Door al het goede dat van boven daalt
zal door uw hand mijn beker overvloeien.


61. Met diep ontzag hoor ik uw woorden aan,
maar ben niet bang, ik blijf met U verbonden.
Al vallen bozen op mijn leven aan,
al liegen zij, verstrikt in al hun zonden,
U legt uw woord van trouw in mijn bestaan.
Ik heb in U een rijke schat gevonden.

62. Mijn loflied, Heer, klinkt zeven keer per dag,
want U bent goed, rechtvaardig in uw daden.
Vrede is er voor wie U kennen mag,
voor wie wil lopen op de juiste paden.
Zij raken door geen hindernis van slag
maar gaan hun gang, moedig en vastberaden.

63. U houdt mijn hele leven in uw hand,
dus weet ik dat U over mij zult waken.
Uw liefde schept een levenslange band,
daar zal en wil ik nooit meer los van raken.
Aan woord en wet heb ik mijn hart verpand,
mijn God, dat zal ik roepen van de daken.

64. Ik roep tot U, Heer, hoor mijn hartenkreet,
geef inzicht in uw woord, dan zal ik leven.
Dit vraag ik U eerbiedig, maar ik weet
dat U mij meer dan nodig is zult geven.
Verlos mij, Heer, zoals U vaak al deed,
ik zing mijn lied voor U, zo hoog verheven.

65. U spreekt tot mij de woorden van uw recht,
ik mag ze dankbaar uit uw hand ontvangen.
U heeft uw vrede in mijn hart gelegd,
daaruit te leven is mijn groot verlangen.
Mijn vreugde is te doen wat U mij zegt,
ik dank U, God, met lof- en jubelzangen.

66. Heer, in uw kracht kan ik het leven aan,
ik weet mij veilig in uw hart geborgen.
En dwaal ik als een schaap bij U vandaan;
U zoekt mij op, want u blijft voor mij zorgen.
Uw woord, uw wet, zij dragen mijn bestaan,
ik rust in U, U bent er elke morgen.


Geef een reactie

Je email adres wordt niet gepubliceerd. Required fields are marked *

Plaats reactie