1. Mijn ziel breek uit in jubel voor de Here,
zing met je hart zijn grote naam ter ere,
vergeet niet wat Hij telkens voor je doet.
Van dag tot dag wil Hij je schuld vergeven,
in de gebrokenheid leidt Hij je leven,
in Hem wordt leven uit de dood ontmoet.
2. Met trouw en liefde kroont God heel jouw leven,
meer dan je nodig hebt wil Hij je geven,
vernieuwt je jeugd als van een adelaar.
De Heer doet recht aan wie in nood verkeren,
aan Mozes en zijn volk wilde Hij leren;
al wat Ik doe is heilig, wonderbaar.
3. Genadig is de Heer en vol van liefde,
zelfs hem die in zijn onverstand Hem griefde,
vergeeft Hij graag met eindeloos geduld.
Niet altijd blijft Hij boos om onze zonden
maar delgt ze uit alsof zij niet bestonden
en maakt ons vrij van onze grote schuld.
4. Zoals de aarde door ’t heelal omgeven
zo is Gods trouw rond hen die voor Hem leven.
Vanwaar de zon boven de einder rijst
tot waar zij in de avond neer zal dalen
zal zijn vergeving in ons leven stralen.
Dank God, die zoveel liefde ons bewijst.
5. Hoe is de Heer zijn kinderen genegen,
zijn liefde is ons levenslang een zegen.
Hij heeft ons met zijn vinger aangeraakt,
de levensadem heeft Hij ons gegeven.
Hij wekte ons met één woord tot het leven,
door zijn hand zijn wij uit het stof ontwaakt.
6. De mens is in dit korte aardse leven
als bloem en gras een ademtocht gegeven.
De woeste winden vallen op hem aan,
de hete zon laat zich verzengend gelden.
Geen mens die straks zijn plaats nog weet te melden,
hij is niet meer, het is met hem gedaan.
7. Maar trouw is God voor allen die Hem vrezen,
in eeuwigheid zal Hij er voor hen wezen,
wie leeft naar zijn verbond toont Hij zijn recht.
Hij zorgt voor hen die het van hem verwachten,
is steun en toeverlaat door de geslachten,
hoe vaak heeft Hij ons dat al niet gezegd.
8. De landen, steden en de kleine dorpen
zijn Hem als eeuwig Koning onderworpen,
zijn troon staat vast boven het wereldrond.
U, engelen, mag in zijn glorie delen
wanneer u dienend doet naar zijn bevelen.
Bezingt zijn grote naam met hart en mond.
9. Laat al wat leeft met al de hemelingen
met luide stem een loflied voor God zingen,
dat klinkt van Oost tot West, van Noord tot Zuid.
De schepping moet zijn maker eer bewijzen,
tot in de hemel moet het loflied rijzen.
Ook jij mijn ziel, ook jij, jubel het uit.