1. Waarom bent U zo ver bij ons vandaan?
Wij voelen ons alleen in tijd van nood.
De zondaars vallen wreed de zwakken aan,
hun hoogmoed is zo onvoorstelbaar groot.
Heer, laat hen vallen in hun eigen zwaard.
Dan zal hun opzet echt niet meer gelukken
omdat zij voor uw almacht moeten bukken.

2. Wie zonder God leeft jaagt op geld en goed
en is hij rijk dan lastert hij de Heer.
De hoogmoedswaanzin zit hem in het bloed,
er is geen god, zo smaalt hij telkens weer.
Hij is zichzelf altijd tot norm en wet
en van Gods oordeel heeft hij niets te vrezen,
zo denkt hij, maar zo zal het echt niet wezen.

3. Hij vloekt en liegt en dreigt met grof geweld,
zijn tong brengt niets dan kwaad en onrecht voort.
Onschuldigen worden door hem geveld
op plaatsen waar geen noodkreet wordt gehoord.
Hij lokt weerlozen in een hinderlaag.
Hij slaat zijn klauwen in hun breekbaar leven
tot hen voorgoed geen adem is gebleven.

4. En bij zichzelf denkt hij; God ziet het niet,
ik ga mijn gang, want God vergeet het wel.
Sta op, Heer, hef uw hand, zie het verdriet,
beëindig, Heer, dit dodelijke spel.
De zondaar is niet straffeloos voor U.
De misdaad is geen vrijbrief voor zijn leven,
hij heeft U altijd rekenschap te geven.

5. Toch ziet U, Heer, de pijn en het verdriet,
U merkt het op en weegt het in uw hand.
De wees en weerlozen vergeet U niet,
U bent hun hulp, U staat voor hen garant.
Heer, breek de macht van wie U tegenstaat,
U vraagt verantwoording van al de daden
waarmee zij heel hun leven overladen.


6. Vast staat voor eeuwig, Heer, uw koningsmacht,
de vijanden verdwijnen uit uw land.
U geeft de nederigen nieuwe kracht,
ziet naar hen om en leidt hen aan uw hand.
U geeft hen aandacht en bemoedigt hen.
Uw recht beschermt de zwakken al hun dagen,
geen mens kan hen nog uit het land verjagen.

Geef een reactie

Je email adres wordt niet gepubliceerd. Required fields are marked *

Plaats reactie