Jan Mul (1941), die opgroeide in Breukelen, was ooit timmerman.
Later werkte hij jarenlang als docent bouwkunde aan een mbo-school in Barneveld. In zijn vrije tijd dichtte hij zo nu en dan. „Dat begon al jong. Vanaf m’n 18e ongeveer. Toen ik in dienst zat, schreef ik al gedichten in het orgaan In ’s Konings dienst, een contactblad voor gereformeerde militairen. Ik denk dat ik het taalgevoel van m’n moeder heb. Die schreef altijd foutloos.”
In 1980 debuteerde Mul als dichter met de bundel ”Het Licht is nabij”. Toenmalig cultuurredacteur H. H. J. van As noemde de uitgave destijds in deze krant „een felicitatie waard.” Mul was jarenlang lid van de vereniging Schrijvenderwijs, waarin protestants-christelijke auteurs elkaar ontmoetten.
In 2005 publiceerde de Barneveldse dichter de bundel ”Soms zegt ze zomaar tegen mij: meneer”. Daarin staan gedichten over wat het is om van dichtbij te zien wat Alzheimer met een geliefde doet. De vrouw van Mul leed zo’n tien jaar aan deze ziekte, tot ze in 2008 in een verpleeghuis overleed. „In die gedichten schreef ik alles van me af. Je diepste gevoelens zeg je niet tegen iedereen. Maar in zo’n gedicht kon ik alles kwijt: boosheid, verdriet, troost.”
Tien jaar geleden probeerde Mul zelf eens een psalm te berijmen: Psalm 100. Later deed hij Psalm 150 en Psalm 1. „Dat lukte redelijk. Daarna ben ik rustig verdergegaan.”
Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in de bundel “Zingend door de tijd” waarin 150 Geneefse psalmen opnieuw zijn berijmd.